Radar

Een radar (radio detection and ranging) is een installatie die gemaakt is om met behulp van radiogolven de omgeving af te zoeken naar objecten (doelen) in je directe omgeving. Het meet afstanden en gekoppeld aan GPS richtingen De doelen worden met behulp van een beeldscherm zichtbaar gemaakt. Een radar zendt via een ronddraaiende antenne radiogolven uit en ontvangt de door de objecten gereflecteerde radiostraling (hierna te noemen: echo).

Voor de scheepvaart was het eerste gebruik voor het varen in mist en slecht zicht waardoor vooral lijndiensten de afvaarten en aankomst tijden beter konden behouden. Koppeling met plotters geven de mogelijkheid de zeekaart op het radarscherm weer te geven en daarbij een wederzijdse controle uitoefenen. Met de AIS (automatic identification system) worden de echo’s schepen met naam, type, herkomst en bestemming. Al met al een voortschrijdende ontwikkeling in de scheepvaart waarbij de bemanningen steeds kleiner worden en uiteindelijk tot onbemande vaartuigen resulteren.

GPS – plotters – autopilot

GPS – Global Positioning System is een plaats bepalend systeem met behulp van satellieten. Deze posities worden in beeld gebracht op een scherm met een kaart van de directe omgeving en door velen metingen in zeer korte tijd tot een gaande beweging omgezet. Behalve je eigen positie is het ook mogelijk andere posities op die kaart vast te leggen, de z.g. waypoints. Tussen je positie en de waypoints berekent de GPS richtingen – koers – en afstanden – verheid- en door middel van een knop – go to – in te drukken kun je keuze maken welk traject je gaan wilt. Als aankomst en vertrekpunt niet door een koers te verbinden zijn kun je de waypoints verbinden en een route maken. Door een aantal bepalingen in een tijdsbestek te plaatsen wordt de snelheid bepaald. Op ieder moment kan een positie worden bepaald en met de knop mob – man overboard – worden vastgelegd. Afhankelijk van het model zijn er meerdere keuzen in weergeven van de koers en het verloop van het traject. De evolutie en nauwkeurigheid van deze instrumenten gaat razendsnel met de komst van steeds meer satellieten, touch screens en koppelingen met andere instrumenten aan boord.

Een automatische stuurinrichting – auto pilot – werkt ook volgens het GPS systeem en is vaak gekoppeld aan de plotter. Bij het aanzetten gaat de pilot in de standby functie. Bij indrukken auto knop gaat de automaat werken en volgt hij de koers die we bij het indrukken van de auto knop voorliggen. Met de plus en min knoppen kun je de koers 1 of 10 graden veranderen. Willen we naar een bepaald (way)punt automatisch sturen, dan moet je dat waypoint selecteren op de plotter en de track knop indrukken en vraagt de auto pilot of je naar dat waypoint wil en bevestig je dat door nogmaals op de track knop te drukken. Op je plotter wordt weergegeven of je werkelijk naar het gewenste waypoint gaat en geeft de XTE knop aan, wat je afwijkt van het traject. Wil je weer gewoon kunnen sturen druk je eerst de auto knop in en daarna de standby knop.
Op de meeste auto pilot klokken wordt onderaan het scherm de roer stand aangegeven, belangrijk bij het manoeuvreren.