De voortstuwing van boten door middel van één of meerdere motoren zijn van grote invloed op de manoeuvreerbaarheid. De meest simpele manier van voorstuwing is één motor waarvan de werkas een schroef ronddraait en een roer om te sturen.. Met deze constructie moet rekening worden gehouden met de schroefwerking en het feit dat als je achteruit vaart de werking van het roer minder is door het gebrek  aan schroefwater dat naar voren wordt gedreven.

Doordat een schroef die in het water rond draait aan de bovenkant van zijn draaicirkel minder druk ondervindt dan de onderkant treedt er zijdelinkse kracht op, die men de schroefwerking noemt. De richting van die zijdelinkse kracht is afhankelijk van de draai richting. Een schroef die rechtsom draait om vooruit te gaan noemt men een rechtse schroef. Om de dezelfde reden heet een linkse schroef zo omdat hij linksom draait om vooruit te gaan. Een makkelijke manier om te bepalen of we met een rechtse of linkse schroef te maken hebben is je op het verlengde van de schroefas te denken en als je de rechterarm verder kunt uitsteken dan de linker is het een rechtse schroef. Omgekeerd als je je linkerarm verder kunt uitsteken is het een linkse schroef.

 De enkele as geeft dus de meeste werking en bij achteruit varend schip geen druk op het roer, dus kun je pas sturen als je een beetje vaart. De werking kan ook meehelpen bij het manoeuvreren als die de gewenste richting van het achterschip heeft. Op de meeste boten zal een enkele schroef een rechtse schroef zijn, waarbij je het volgende moet onthouden: Bakboord meren en stuurboord rond

Het manoeuvreren met twee motoren.

2 sterndrives
2 vaste as aandrijving

Door de ene motor naar voren te laten werken en de andere achteruit gaat het schip draaien. Met vaste assen gaat dit zeer gecontroleerd doordat , uitgaande van een langzaam draaiende motor, de stuurwerking door het roer bij de  motor die achteruit draait nihil is en beperkt bij de andere terwijl met hekaandrijving de stuurwerking veel heftiger is en je dus de stand van het “roer” goed in de gaten moet houden. Eén van de meest voorkomende manoeuvres is het achteruit meren met het achterschip naar de kade, gebruikelijk in de Middellandse Zee havens .Het achteruit varen is veel moeilijker dan vooruit varen, probeer daarom het achteruitvaren te beperken tot recht achteruit en niet met een bocht. Maar denk erom als je achteruit vaart moet je achteruit kijken.

Het manoeuvreren wordt steeds makkelijk gemaakt door boeg en of hekschroeven en het IPS van Volvo Penta, waarbij met een joystick kan sturen. Aan de andere kant stopt men steeds met pk-s in de boten en dien je te leren daarmee om te gaan. Bij het varen en afmeren in de havens is de leuze: hoe langzamer hoe mooier.

Ankeren.

Het ankergerei is niet alleen geïnstalleerd om in een baaitje rustig te liggen en genieten van zon, water en proviand. Het ankergerei behoort tevens bij de veiligheid uitrusting. In slechte weersomstandigheden kan het bijdragen tot het behoud van je boot. Wanneer je door motorstoring naar de wal of andere opstakels (booreilanden, windparken of viskwekerijen) dreigt te drijven kun je met door het vieren van het anker ook al rijkt dat niet tot de bodem het afdrijven vertragen. Op kleine boten kan een drijfanker of het vastbinden van een emmer aan het anker touw of ketting dezelfde remmende effect hebben. De ketting kan ook worden gebruikt als je gesleept moet worden de sleeplijn op de ketting vast te maken en door het vieren van ketting een soort schokbreker  ontstaat. Bij het ten anker gaan dient het volgende in acht genomen te worden: De waterdiepte, de wind en de stroming. Om veilig ten anker te liggen moet je 3 tot 4 maal de waterdiepte aan ketting vieren en de ketting lang genoeg moet zijn. Op kleine schepen waar de ketting overgaat in touw moet je minstens 6 keer de waterdiepte vieren.                                                                                 

De wind en stroming samen zullen de richting waarin de boot komt te liggen bepalen. De meeste zeekaarten geven stromingen aan en wind ondervind je. De resultante bepaald  de richting waarin je komt te liggen  en is de richting waarin je boot brengt alvorens het anker te laten zakken. Mochten er reeds andere schepen in de buurt liggen kan je die richting daarvan zien. Je vaart langzaam in die richting en brengt het schip tot stilliggend en laat het anker vallen. Om op deze positie te komen moet rekening gehouden worden dat de uiteindelijke positie door het vieren van de ketting meer naar achteren zal uitkomen. De resultante van wind en stroom moet het schip naar achteren drijven waarna het vieren  van de benodigde ketting het anker zal houden. Indien de resultante van wind en stroom erg weinig is kan de motor met het achteruit gaan helpen.  Op grote schepen zal het gewicht van de ketting de hoofd oorzaak zijn dat het anker houdt.                                                                          

Geen wind, geen stroom boten in alle richtingen.

Door veranderde weersomstandigheden en stromingen kan het schip rond het anker draaien en moet hier rekening mee gehouden bij het bepalen van de ankerplaats. Bij het zoeken naar gunstige  anker plek(ken) tijdens bijvoorbeeld een rondje om Ibiza is het zaak de weersvooruitzichten goed te besturen om niet ‘s-nachts overvallen te worden door harde wind in de baai die de dag daarvoor nog lieflijk en rustig er bij lag.

Tijdens het ten anker liggen is het raadzaam de accu’s voor de motoren uit te schakelen, zodat je niet met lege accu’s komt te zitten als je de motoren weer wil opstarten. Dat geldt zeker als je een nacht aan het anker blijft liggen. Het is ook belangrijk de motor(en) eerst te starten voordat je anker op gaat, zodat je niet voor de verrassing komt te staan als ze niet willen starten. Ook is het van belang voor de accu’s, die de ankerwinch bedienen en de hulp van de laadstroom goed kunnen gebruiken.

Nog enige nautische uitdrukkingen: Voor anker liggen, terwijl je feitelijk achter het anker ligt. De richting van wind wordt genoemd naar de kompasrichting waar de wind vandaan komt, de richting van stromingen wordt genoemd naar de kompasrichting waar de stroom heen gaat.

Het langzaam achteruit varen heet deinzend schip. Een manier om te bepalen wanneer een (groot) schip tot stilliggend komt, is dat  wanneer het schroefwater van de achteruit slaande schroeven tot de midscheeps is gekomen.